14 november 2019

Even voorstellen: Doeke Fokkema

Doeke A. Fokkema (65) uit Garyp is sinds september de nieuwe voorzitter van Doarpswurk. Hij was van 2002 tot 2018 wethouder van de gemeente Tytsjerksteradiel. Daarvoor was hij werkzaam in het onderwijs en directeur van Gezinszorg Tytsjerksteradiel, later opgegaan in Thuiszorg De Friese Wouden.

Waarom Doarpswurk?

‘Als wethouder had ik plattelandsbeleid in mijn portefeuille en te maken met de leefbaarheid van de dorpen. De kracht van een leefbaar platteland mag wel wat meer worden benadrukt, vind ik. Provincie en gemeenten hebben daar wel oog voor, maar het blijft niet vanzelf goed gaan in de dorpen. Er gaat veel geld naar grote steden, misschien moet er ook wat meer geld naar een kansrijk platteland. Bijvoorbeeld in de vorm van ondersteuning van dorpen zodat ze zichzelf beter kunnen redden. Nu hebben dorpen soms meer last dan profijt van een overheid. Neem bijvoorbeeld de regelgeving rond evenementen. Als we niet oppassen is een dorpsfeest nauwelijks meer te organiseren en de spontaniteit neemt daardoor af. Dat is één van de redenen waarom mensen aanhikken tegen bestuurlijke verantwoordelijkheden en er nauwelijks nog bestuurders zijn te vinden. Een ander voorbeeld is de woningbouw. Wat mij betreft zouden dorpen, binnen overheidskaders, meer ruimte mogen krijgen voor eigen woningbouw.’

Wat ziet u als speerpunt voor de komende tijd?

‘Die regelgeving vind ik wel een belangrijk item waar we mee aan de slag moeten. Daarnaast is de bundeling van de leefbaarheidsorganisaties in Fryslân een speerpunt. Bijna alle Friese dorpen hebben een dorpsbelang en een dorpshuis of ander ontmoetingscentrum. Daarnaast zijn er circa 130 dorpen in Fryslân aangesloten bij Netwerk Duurzame Dorpen, zijn er ongeveer 50 lokale energiecoöperaties en talloze zorginitiatieven. Daarmee hebben we als samenleving goud in handen, maar de dorpen en initiatieven moeten wel worden ondersteund, zodat ze op een goede manier kunnen inspelen op de ontwikkelingen die op hen afkomen. Het is aan de dorpen zelf om hun behoefte goed te formuleren. Als Doarpswurk kunnen we daar dan op inspelen.’

‘Ik vind dat we ons als Doarpswurk beter moeten profileren en de bescheidenheid van ons af moeten gooien. Dat betekent meer naar buiten treden, zodat andere dorpen, die ons nu nog niet weten te vinden, ook weten wat we doen en hoe we hen kunnen helpen.’

Waar staat Doarpswurk over vijf jaar?

‘Ik hoop dat we er dan in geslaagd zijn om de krachten te bundelen met andere maatschappelijke ondersteuners in Fryslân en vanuit één regie kunnen werken. Qua inhoud zijn er dan nog wel verschillende terreinen, maar de ondersteuning van de organisatie kan wel centraal plaatsvinden. De komende tijd moeten we uitzoeken wat nog apart en wat gezamenlijk kan worden opgepakt. De functie van Doarpswurk, daar knokken we voor, ook al zou het jasje wel wat anders kunnen worden.’

‘Belangrijk is dat ‘doarpswurkje’ als werkwoord overeind blijft, want daar komt alleen maar meer behoefte aan. Dat wil zeggen de ondersteuning van dorpsbelangen, dorpshuizen en leefbaarheidsinitiatieven, die functie moet overeind blijven. Het gaat uiteindelijk om het dorp.’

Wat maakt Friese dorpen zo bijzonder?

‘Friese dorpen hebben een rijk verenigingsleven op het gebied van sport, cultuur, natuur en religie en hebben bijna allemaal een dorpsbelang en dorpshuis. Voor een belangrijk deel wordt dat in stand gehouden door zelfredzaamheid. Dat vrijwilligerswerk mag wel meer worden benadrukt en gewaardeerd. Neem bijvoorbeeld het sociaal domein. Er gebeurt vaak veel onzichtbaar preventief werk voor jeugd- en ouderenzorg in de dorpen. Professionele organisaties zouden veel beter kunnen inspelen op deze informele zorg binnen de dorpen, zodat deze beter op professionele zorg aansluit. Nu werken professionele organisaties vaak nog los van mantelzorg en vrijwilligerswerk, in plaats van elkaar te versterken.’

‘Dat vrijwilligerswerk vinden wij in Fryslân heel normaal, maar is eigenlijk heel bijzonder. Of zoals iemand zei die van Amsterdam naar een klein Fries dorp was verhuisd: ‘In Amsterdam kende ik niemand die vrijwilligerswerk deed, nu ken ik niemand die geen vrijwilligerswerk doet.’ Zo’n vergelijking is veelzeggend. We roepen het niet van de daken, maar we hebben in Fryslân goud in handen met al onze vrijwilligers. Zij verdienen onze steun, want het staat wel degelijk onder druk.’

Lees ook het interview met directeur Theo Andreae