15 oktober 2019

Jan Hendrik Jansen blikt terug

Jan Hendrik Jansen werd ruim vijf jaar geleden directeur van Doarpswurk. Op 1 oktober droeg hij zijn functie over aan Theo Andreae. Een terugblik van een verbinder pur sang.

Wat was de rode draad van je tijd bij Doarpswurk?
Heel belangrijk is voor mij de veranderende visie van de overheden (Provincie en gemeenten) op de verzorgingsstaat geweest. En dan hebben we het ook over de leefbaarheid in de Friese dorpen. Als de verzorgingsstaat moet worden afgebouwd en de overheid vindt dat burgers zelf meer initiatief moeten nemen, dan heeft diezelfde overheid ook de verantwoordelijkheid er voor te zorgen dat die burgers daartoe gefaciliteerd worden. Doarpswurk is één van de vele organisaties die ooit zijn opgericht om die taak uit te voeren. En die taak wordt dus alleen maar belangrijker. Eigenlijk een simpel verhaal, maar om alle partnerorganisaties en overheden daarin mee te krijgen,  viel soms niet mee.

Wat was je taak binnen Doarpswurk?
‘Mijn tijd bij Doarpswurk kun je eigenlijk indelen in drie fasen. Mijn eerste taak was om samen met het team van Doarpswurk een stabiele organisatie te maken die klaar is voor de toekomst. De tweede periode was het trekken van een groot project. Dat was de Friese Dorpentop in november 2016. Daar heb ik een hoop tijd ingestoken. Ik heb eerder vaak als projectleider van grote projecten gewerkt en wilde laten zien dat als je er met z’n allen hard aan trekt, je met z’n allen iets moois kunt realiseren. Als een voorbeeld voor andere Doarpswurk projecten.

De derde fase, daar zitten we nog volop in. Het is een periode van nieuwe samenwerkingsvormen tussen initiatiefnemende burgers en gemeentelijke en provinciale overheden. De netwerken rond  Doarpswurk zoals bijvoorbeeld het Netwerk Duurzame Dorpen, de Energiewerkplaats en Netwerk Zorgzame Dorpen hebben dit ook als uitgangspunt: samen eigenaar en samen verantwoordelijk.

Ook het vinden van nieuwe financieringsvormen hoort hierbij. Ik vind het erg belangrijk dat bij belangrijke burgerinitiatieven de opbrengsten terugvloeien in de samenleving in plaats van in de portemonnee van projectontwikkelaars. Energiecoöperaties in Friesland werken vanuit dit principe dat we in 2015 samen met de Friese Milieufederatie en Us Koöperaasje hebben vastgelegd in het Akkoord van Raerd. Uitgangspunt is dat je samen eigenaar bent van een project, samen verantwoordelijk bent en samen voor een structurele financiering zorgt. Samen dat is het hele dorp, de gemeente en soms de provincie en Doarpswurk vaak als adviseur.

Hoe kom je tot een goede verdeling van die opbrengsten?
Door echt samen te werken. Naast duurzaamheid is nieuwe democratie een speerpunt van Doarpswurk en dat heeft hier alles mee te maken. Er zijn nieuwe vormen van inspraak en participatie nodig om projecten als energiecoöperaties verder te krijgen. Samenwerken kan alleen als je elkaar vertrouwt, transparant bent en je eigen ding kunt loslaten. Dat geldt voor initiatiefnemers en ook voor de overheid. Ik ben iemand van verbinden en samenwerken. Daar ligt de kracht van een leefbaar platteland.’

Wat is de rol van Doarpswurk in die samenwerking?
‘Deze fase vraagt om een andere houding van de adviseur. Het gaat niet om het overnemen van een project, maar om samen met actieve inwoners oplossingsgericht te werken aan het realiseren van plannen, inspiratie te geven en samenwerking tussen overheid en burger te stimuleren. Kortom: in dialoog te zijn.’

Wat is de rol van de provincie?
‘Doarpswurk wordt betaald door Provinsje Fryslân en toen ik hier in 2014 begon, zei de provincie al dat de financiering zou worden afgebouwd. Dat gegeven staat dus al vijf jaar vast. Het is alleen nog steeds niet duidelijk hoe het wordt ingevuld. Ik heb altijd gezegd dat het niet om Doarpswurk gaat, maar om de functie van Doarpswurk. Dus begeleiden, ondersteunen en faciliteren van dorpsbelangen, dorpshuizen en burgerinitiatieven. In welke organisatie dat wordt ingevuld, is niet zo belangrijk. Het gaat erom dat de functie overeind blijft. Een netwerkorganisatie die burgers ondersteunt en inspireert en die wordt gefinancierd door de provincie en gemeenten samen. Dat moet het doel zijn van het nieuwe provinciale beleid, niet het afbouwen van de subsidie van Doarpswurk.’

Provinciale Staten hebben in september vorig jaar de Beleidsbrief Leefberens vastgesteld met daarin een brede netwerkorganisatie als uitgangspunt. In een motie is vastgelegd dat de expertise van Doarpswurk moet blijven bestaan. We zijn nu een jaar verder en het is nog steeds niet duidelijk hoe zo’n netwerkorganisatie er uit komt te zien. Er zit weinig schot in en dat vind ik jammer.’

Hoe kijk je terug op je tijd als directeur?
Ik ben communicatief ingesteld en aangesteld om het teamgevoel te versterken. Dat is gelukt; we hebben een team kundige medewerkers die met plezier hun werk doen. Ook hebben we idealistische en innovatieve krachten binnen het team waarvan we gebruik kunnen maken. De netwerkfunctie en expertise van Doarpswurk worden door de politiek erkend. Het is aan mijn opvolger Theo Andreae om samen met provincie, gemeenten en andere organisaties verder te bouwen aan een nieuwe provinciale netwerkorganisatie.’

Heb je nog een boodschap voor de Friese dorpsbewoners en overheden?
‘Ik kom uit Groningen, maar heb me nooit een buitenstaander gevoeld. Wat me heeft getroffen is de cohesie op het Friese platteland; die moet je koesteren. Dat is ook mijn boodschap aan de dorpen en de overheden: ga samenwerken.

Wat me nog wel dwars zit, is dat ik – ondanks twee interessante Afûk-cursussen – de Friese taal niet goed spreek. Ik heb het geprobeerd, maar het is me niet eigen genoeg geworden. Maar over mijn tijd hier in Fryslân: ‘ ’t kon minder’.’

Tekst en foto: Ida Hylkema